Bij een veneuze trombose vormt zich een klonter in een ader, bij arteriële trombose in een slagader. Een veneuze trombose kan diep veneus (DVT) of oppervlakkig veneus (OVT) zijn. OVT treedt op in aders dicht bij het huidoppervlak, DVT in dieperliggende aders, meestal in de benen. Een trombose kan leiden tot ernstige gezondheidscomplicaties. Daarom is het belangrijk een trombose onmiddellijk te laten behandelen.
Vaak liggen meerdere oorzaken aan de basis van een trombose of bloedklonter: een vertraagde bloedsomloop, een beschadigde aderwand en een verhoogde neiging van je bloed om te stollen. De symptomen kunnen geleidelijk ontstaan, maar kunnen ook plotseling optreden. Een trombose kan bij iedereen voorkomen. Het risico is doorgaans groter bij mensen vanaf 65 jaar.
Enkele risicofactoren:
- lang en vaak in bed liggen
- lang stilzitten, bijvoorbeeld bij een lange auto- of vliegreis
- stollingsstoornissen
- kanker
- chronische ontstekingsziekten, bijvoorbeeld de ziekte van Crohn
- overgewicht
- hoge cholesterol
- roken
- hoge bloeddruk
- diabetes
- zwangerschap
- operatie
- boezemfibrilleren
- het gebruik van oestrogenen, bijvoorbeeld de anticonceptiepil
- erfelijkheid
- eerdere trombose of embolie
De onderliggende oorzaak bepaalt meestal hoe snel een trombose ontstaat. Een operatie kan bijvoorbeeld binnen enkele uren leiden tot een trombose in een been door de verminderde mobiliteit en het verhoogde risico op stolling door de operatie zelf. In andere gevallen kan het dagen of weken duren voordat je klachten ervaart, afhankelijk van de omstandigheden en risicofactoren.
Lees ook over de kans op een trombose bij het nemen van anticonceptiepillen.